De geschiedenis van Hamont

Hamont, ‘goede’ stad in het prinsbisdom Luik

In de vroege middeleeuwen behoorde Hamont samen met Achel en Sint- Huibrechts-Lille tot het kloosterdomein van Sint-Servaas in Maastricht.  Na 1257 werd het kloosterdomein in verschillende fasen eigendom van de voogden van het  kapittel, de Heren van Boxtel. Zij stichtten er de heerlijkheid Grevenbroek, voor het eerst vermeld in 1367. Deze vrije heerlijkheid ging over in verschillende handen tot ze in 1401 afhankelijk werd van de prins-bisschop van Luik, die ze in 1585 in volle eigendom aankocht.

Hamont had binnen de heerlijkheid een speciaal statuut. Het werd in de loop van de 14de eeuw omwald en kreeg beperkte stadsrechten. Veel oorlogsgeweld en talloze epidemieën, vooral in de 16de en 17de eeuw, dompelden de streek in armoede. Dit gaf aanleiding tot het ontstaan van de teutenhandel. Teuten waren rondreizende handelaars, in stoffen en koperwerk, die tot negen maanden per jaar in verre streken hun waren te koop aanboden.

Hamont was een van de voornaamste centra van die teutenhandel, nu nog getuigen statige teutenhuizen van de rijkdom van deze kooplui. In de loop van de 19de eeuw werden kleine bedrijven opgericht zoals, steenbakkerijen, leerlooierijen, sigarenfabriekjes. De in 1853 opgerichte wasblekerij groeide uit tot de  bekende kaarsenfabriek Spaas. In 1962- 1963 zijn een viertal grafheuvels uit de bronstijd opgegraven. Andere vondsten dateren uit de Romeinse tijd, waaronder een
belangrijke muntschat. Hamont-Achel kreeg haar stadsrechten en stadstitel in 1985 terug.